Het is niet persé heel bewust gegaan. Maar op een gegeven moment was het wel onmiskenbaar: mijn schilderijen waren anders. In plaats van stevige streken, bestaan mijn geschilderde beelden nu uit vele stipjes en streepjes kleur. Ze lijken van dichtbij haast uiteen te vallen. Van grote geënsceneerde voorstellingen werden het kleinere en intieme portretten. En het grappige is: met het kleinere formaat in die nieuwe techniek, bereik ik een doorwrochtheid en detaillering die ik voorheen niet had – en toen ook niet belangrijk vond.

Reflectie van jezelf

Van deze nieuwe manier van werken word ik heel gelukkig. Het past bij me, bij wie ik nu ben. Want uiteindelijk is de manier waarop je schildert, een reflectie van jezelf. Bijna tien jaar geleden studeerde ik af aan de Klassieke Academie. In die tien jaar werd het schilderen mijn vak, en man, wat zou ik ervoor gaan. Vol ambitie de toekomst tegemoet.

Ik werd moeder van twee jongens. We verhuisden: eerst van etage naar benedenwoning en later van studentenstad naar provinciedorp. Van atelier wisselde ik in al die jaren ook nog vier keer. Ik werkte hard, van tentoonstelling naar tentoonstelling. Tot de pandemie alles stil zette. We zaten thuis. Ik kreeg een burnout en werkte toen, plotsklaps, niet meer. 

Totdat ik dat wel weer ging doen. In mijn atelier in het tuinhuis in dit mooie provinciedorp. En na jaren van drukte en ambitie was daar niets meer van over. Waren er geen grote exposities meer om te vullen. Enkel het schilderen vanuit plezier en leergierigheid. Ik studeerde op kleur, wat altijd een zwakte in mijn werk was geweest. Er ging warempel een wereld voor me open. Altijd had ik mezelf als een tonale schilder beschouwd: goed in contrast en vorm, schilderend in beperkt palet. Kleur was gewoon niet mijn ding.

Totdat het wel mijn ding werd. Misschien was de wereld ook wel kleurrijker nu. Zag ik meer de nuance en voelde minder de zwaarte. Mijn onderwerpen werden licht. 

Suggestie

Na jaren van kloeke streken werd de schilderhand steeds luchtiger en zoekend. Ook in mijn vroegere werk ben ik altijd op zoek geweest naar de suggestie. Het beeld moest niet direct ingevuld kunnen worden. Er móet iets te raden overblijven om tot een interessant, diepgravender schilderij te komen. Ik deed dat vaak door in lagen te werken of door over bestaande schilderijen heen te werken. Alles om mezelf te bevrijden uit een te letterlijke weergave.

Nu, na tien jaar, voelt het alsof ik een natuurlijke manier heb gevonden die mijn streven naar suggestie verbeeldt. Ik werk intuïtief, zonder krampachtig te worden. De toetsjes kleur “plan” ik niet. Ik zie ze en sta verbaasd te kijken: groen, paars, oranje. Er is zoveel te zien in een mensenhuid als je er de tijd voor neemt. Als je even stilstaat.

Vanuit in plaats van naartoe

Ik kijk en schilder. Dat is wezenlijk anders dan hoe ik vroeger werkte: ik bedacht en schilderde. Mijn vroegere ateliergenoot AnneRuurd Oosterwoud noemde het streven ooit: schilderen vanúit, in plaats van naartóe. 

Je hoeft nergens naartoe. Je bent er al.

Mijn schilderhand en daarmee dus mijn werk is veranderd. IK ben veranderd. Maar het is ook een logische ontwikkeling. Een ontwikkeling waarin tien jaar vormend zijn geweest, en waarin het ene schilderij logisch voortvloeit uit het andere. 

Ik weet niet waar dit heengaat en hoef dat niet te weten. Ik schilder nu zo. En dat voelt als thuiskomen.